Een bedrijfsleider start op 4 februari bij een nieuwe werkgever. Hij heeft een tijdelijk contract voor zes maanden zonder proeftijd en/of tussentijds opzegbeding. Al op 13 februari beëindigt de werkgever de overeenkomst mondeling. De werknemer eist bij de rechter een gefixeerde schadevergoeding van zes maandsalarissen en een billijke vergoeding van een maandsalaris.

De rechter stelt vast dat de opzegging onrechtmatig is, omdat er geen proeftijd- en/of tussentijds opzegbeding was overeengekomen. Daarmee staat ook vast dat de werkgever schadeplichtig is.

Gefixeerde schadevergoeding
De werkgever is een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd. Daarom moet de werkgever aan de werknemer zes bruto maandsalarissen uitkeren.

Matiging?
De rechter mag deze vergoeding matigen. De werkgever beroept zich op een slechte financiële situatie, en onderbouwt deze met twee jaarrekeningen, waarbij de laatste een verliesjaar betreft. Dat zegt echter volgens de rechter niets over de huidige betaalcapaciteit. Omdat de werkgever niet op de zitting is verschenen en dus geen toelichting kan geven, gaat de rechter aan het beroep op matiging voorbij.

Billijke vergoeding
Het van de ene op de andere dag onregelmatig opzeggen van de arbeidsovereenkomst, is volgens de rechter ernstig verwijtbaar. Alleen al daarom is de werkgever een billijke vergoeding verschuldigd. De werknemer had echter direct weer een andere baan. Ook krijgt hij een gefixeerde schadevergoeding. Vanwege de preventieve werking veroordeelt de rechter de rechter toch tot betaling van een billijke vergoeding € 2.500 (een maandsalaris).

Tip: Een proeftijd of een tussentijds opzegbeding bestaat niet voor niets. Maak daar als werkgever gebruik van. Doet u het niet, dan kan u dat veel geld kosten als een werknemer uw verwachtingen niet of niet snel genoeg waarmaakt.